De vierdeklassers mochten iets eetbaars meebrengen uit een ander land; fruit, groente, dessert of traditionele gerechten.
In groepjes werden dan de typische Belgische streekproducten voorgesteld: aardbeien, spruitjes en witloof, Luikse en Brusselse wafels, neuzekes en violetten, kaastaart, vlaai en mattentaart, frietjes, koekjes zoals speculaas, handjes, peperkoek en Jules De Strooper, chocolade en pralines, Luikse siroop, honing.